Deel II – Een loodzware veroordeling

Hoofdstuk 8

Inleiding: opkomst van de Joego’s

Dragan krijgt te horen dat de liquidatie moet plaatsvinden in opdracht van een vriend van Darko M. Er staat 20.000 gulden voor. Dat is een tegenvaller. ‘Ik vond dat veel te weinig.’ Met de toevoeging: ‘hier in het westen.’ Blijkbaar zijn de Joegoslavische huurmoordenaars die in West Europa wonen enigszins verwend geraakt door de hogere levensstandaard – en de daaraan gekoppelde huurmoordtarieven.
Darko meldt ook nog dat Dragan veel aanzien zal krijgen als hij deze moord pleegt. Uiteindelijk zwicht Dragan V. Hij komt op een idee om zelf ook beter te worden van de moord en niet zelf opnieuw een trekker te hoeven overhalen. Dragan zal een ‘onderaannemer’ zoeken, iemand die nog niet verpest is door de grotere geldbedragen die je in Nederland kunt verdienen met een liquidatie. Een Oostblokker dus. Dragan kent de weg.
Weigeren is sowieso geen optie meer. Als je van liquidatieplannen weet, ben je in potentie een gevaarlijke getuige. Dan is de kans groot dat je zelf ook maar ‘even’ uit het leven wordt geschoten door de mannen die wel bereid zijn om te moorden. Wat is nou het verschil tussen één leven nemen of twee?
Dragan V. is bang voor zijn gesprekspartner, maar waardeert hem ook op een bepaalde manier: ‘Ik heb gezien dat hij een zeer gevaarlijk mens is.’

Hoofdstuk 9

Een ‘toevallige’ aanhouding

In het woonhuis aan de Beverstraat doet het team van de tactische recherche al snel een verrassende vondst: twee gaten in de houten vloer die wel heel sterk lijken op inslagen van kogels. De rechercheurs ‘stellen een kogel veilig’, zoals dat in politiejargon heet. Die gaat per omgaande naar het NFI, het Nederlands Forensisch Instituut, in Rijswijk. Daar zullen de ballistisch deskundigen elkaar al snel een high five hebben gegeven. De ‘trekken en velden’ – het unieke patroon van groeven dat de loop van een wapen als het ware in de mantel van een kogel kerft – blijken al in de databank te zijn opgeslagen. En er komt heel belangrijke informatie los.
De onderzoekers van het NFI stellen ook vast dat zes patronen die onder een plank in de vloer worden aangetroffen waarschijnlijk identieke doorlaadsporen bezitten als drie hulzen die bijna twee maanden daarvoor zijn aangetroffen op een plaats delict. Op de plek van een geruchtmakende liquidatie in een Rotterdams café. Op 20 april 1995, om precies te zijn: de moord op John Smit. De eerste concrete aanknopingspunten zijn gevonden.

Hoofdstuk 10

Aanloop naar een liquidatie

Als Dragan zijn vrienden en helpers Buco en Gaca vertelt over de opmerkelijke toevalligheid – moordplannen van twee kanten in de richting van John Smit – begint het gissen naar de man erachter. Zou het Darko M. zelf zijn? Alleen is niet duidelijk welk belang hij daarbij heeft, want hij is nooit op enige wijze in verbinding gebracht met Smit. Dus regelt hij het voor iemand. De eigenaren achter de geripte partij drugs van 650 kilo? Anderen die zich benadeeld voelden door Smit?
Of gokbaas Henk S., de megarijke eigenaar van tal van gokpanden? Het is immers bekend – Smit zelf doet er niet bepaald geheimzinnig over – dat John Smit eerst de echtgenote van de gokbaas heeft verleid en daarna diens dochter. En dat daardoor het gezin uit elkaar is gevallen. Tegen vrienden vertelt hij trots dat hij tijdens de relatie met de dochter van de gokbaas diens kluis heeft leeggemaakt. Dat zou hem 1,7 miljoen gulden hebben opgeleverd.
Een bekende van Smit uit die periode voegt daaraan nog een onsmakelijk detail toe: de ex-bokser had de dochter van de gokbaas ook behoorlijk in elkaar geslagen. En, enigszins humoristisch maar zeker geen garantie voor milde gevoelens bij de benadeelde: in de lege kluis was door Smit een fluitje gelegd. ‘Dat Henk S. dus naar zijn geld kon fluiten.’

Dan gaat nog het verhaal dat de man erachter zit die 3 ton heeft moeten betalen, onder dreiging van Dragan en andere Joego’s. Of is het nog iemand anders? Of heeft Dragan zijn eigen agenda en verzint hij een opdrachtgever? Hij is immers overduidelijk woedend op zijn ‘vriend’ omdat Smit hem niet het geld wil geven waarop Dragan recht meent te hebben vanwege zijn assistentie bij de afperspraktijken.

Hoofdstuk 11

Organisatie van een huurmoord

Begin april 1995. Dragan belt Jackson D. die in Polen zit, vlakbij de grens met Rusland. ‘Ik ga kijken,’ zegt die tegen zijn Joegoslavische vriend. Dragans verzoek is simpel: er moet iemand naar Nederland worden gestuurd om wat criminele klussen uit te voeren. Wat die ‘klussen’ precies inhouden, dat laat Dragan in het midden. Je weet maar nooit, via de telefoon… Hoewel tappen en afluisteren dan nog weinig worden toegepast, schrikt hij ervoor terug om openlijk over een liquidatie te praten. Maar het is Jackson wel duidelijk dat de man die hij stuurt niet naar Nederland gaat om daar Delfts blauwe bordjes te beschilderen of tulpenbollen te planten.
Hij laat een aantal kandidaten de revue passeren en komt uit bij Mehmet K. Die is nog jong, begin 20, maar moet in staat worden geacht om een koelbloedige moord te plegen. Om meerdere redenen. Mehmet is een Tsjetsjeen, dus lid van een van oudsher krijgszuchtig en keihard volk, dat generaties lang verwikkeld is geweest in oorlogen op de Kaukasus. Tsjetsjenen staan bekend als wreed en hebben weinig respect voor mensenlevens.
Mehmet is daarop geen uitzondering: hij vertelt graag over de wreedheden die hij in het leger heeft begaan. Zoals de koelbloedige moord op een guerrillastrijder – voor tussenpersoon Jackson een punt in Mehmets voordeel. Met een mes, niet met een vuurwapen; dat is wat minder, natuurlijk. Maar, haast Mehmet zich te melden: het gaat om het doodmaken. En aangezien hij genoeg verstand van wapens heeft, is doodschieten ook geen enkel probleem. Eigenlijk nog wat makkelijker natuurlijk. Je krijgt immers geen bloed over je heen, het is schoner.

Hoofdstuk 12

Aftellen naar een aanslag

De volgende dag, in de namiddag, is er gelegenheid om het wapen te testen. De straat is levendig, er is druk verkeer en het valt niet op dat de muziek hard aan staat. Naast Dragan zijn ook Buco en Gaca aanwezig in de woning.
Dragan vertelt achteraf: ‘Mehmet pakte een bruine leren poef die vlak naast de kachel stond. Hij neemt een telefoonboek van tafel en legt het op de poef. Dan pakt hij de zwarte Makarov en trekt de slede met de hand naar achteren, om hem door te laden.’ Mehmet wil zowel de impact van de kogels zien als het geluid controleren. Hij schiet. ‘Ik hoorde een doffe knal.’ En nog een keer. Het normaliter scherpe geluid wordt blijkbaar afdoende gesmoord door de geluidsdemper.
Het telefoonboek spat uit elkaar, twee grote gaten zijn zichtbaar. Dat is niet alles; de kogels blijken dwars door de poef te zijn gegaan en zitten nu in de houten vloer.

Mehmet is zichtbaar tevreden en stopt het pistool in een wit plastic tasje, dat weer in de bergplaats onder de vloer verdwijnt. Dan past hij nog een paar jassen uit een tas die Dragan van boven heeft gehaald. Na de moord moet de kleding, waar na een afgevuurd schot altijd kruitsporen op zitten, immers worden verbrand. Ook belangrijk: de jassen die hij past, zijn niet terug te voeren op Mehmet; ze zijn geruime tijd geleden gekocht door andere mensen. Die hebben niets met de liquidatie te maken, dus kan er geen link worden gelegd.
De keus van de mannen valt uiteindelijk op een blauw honkbaljack met witte mouwen, met een nummer op de rug. Het jack valt mooi over het pistool als Mehmet dat op zijn rug tussen zijn broekriem draagt. Mehmet kiest ook nog een forse bril en een rode honkbalpet uit, die zijn herkenbaarheid aanzienlijk zullen verminderen. De ’werkkleding’ is voor elkaar. Ook dat is naar tevredenheid geregeld. Volgende stap.

Hoofdstuk 13

Een wond ter grootte van een stuiver

‘Omstreeks 22.00 uur kwam een man het café binnen,’ zal barkeeper Pieter later verklaren. ‘De man, mij onbekend, liep naar het begin van de bar. Hij bleef staan. Hij zei: “Een colaatje.” De man sprak Nederlands met een buitenlands accent. Hij gaf mij hierop een bankbiljet van 25 gulden en ik gaf hem wisselgeld terug. (…) De man was rustig en gedroeg zich absoluut niet opvallend.’
De nieuwe bezoeker Mehmet neemt plaats aan een tafeltje links achter in het café, ziet Pieter. Vlak naast de toiletten, een plek die overzicht biedt over de hele ruimte. Rustig drinkt hij zijn colaatje en rookt een sigaret. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt de barkeeper: ‘Ik vond de man geen aangenaam type en vond dat hij niet bij ons thuishoorde.’
Een van de laatste momenten waarop het leven van John Smit eventueel gespaard had kunnen blijven, gaat voorbij. Een gevoel is nu eenmaal niet voldoende om actie te ondernemen, de politie te bellen, mensen te mobiliseren of zelf iets te doen. De barkeeper richt zich weer op zijn werk.
Dan, rond 22.05 uur, spitst het drama zich nog wat toe op de onmenselijkheid van een liquidatie. Op dat moment komt namelijk de vriendin van John Smit het café binnenlopen. Om, zo vermoeden de aanwezigen, haar vriend op te halen. Want eigenaar Maarten en meerdere andere vaste klanten weten dat de jonge vrouw dan al zwanger is.
Ook moordenaar Mehmet moet hebben gezien dat Smit door zijn vriendin gedag werd gezegd en dat er contact is geweest. Mehmet moet ook hebben opgemerkt dat Smit even later iets tegen zijn vriendin heeft gezegd in de trant van: ‘Ga jij maar vast naar buiten, ik kom eraan.’ Waarop zij het café uitliep en John Smit nog een laatste keer het damestoilet opzocht. Letterlijk een allerlaatste keer dus.

Barkeeper Pieter is bezig iets op te schrijven achter de bar als hij een vreemd geluid hoort vanuit het damestoilet . ‘Voor mij klonk het als “klets klets”. Het leek of er iets brak. Ik dacht dat de wastafel in de wc’s misschien wel op de grond viel. Ik keek op en zag dat de man die eerder bij mij een cola had besteld, uit de richting van de wc’s kwam lopen. Hij liep iets sneller dan normaal; hij liep “door”.’

Mensen kijken wel naar het toilet, maar noch de barkeeper, noch de eigenaar of de klanten leggen verband tussen het vreemde geluid en de weglopende man. Mehmet heeft het pistool blijkbaar al weggestopt, want niemand van de bezoekers ziet dat hij iets in zijn handen heeft. Barkeeper Pieter loopt naar het damestoilet om te kijken wat daar precies is gebeurd. Hij stapt het halletje in en ziet dat de deur van de toiletruimte half open staat.

‘Ik keek het damestoilet in en zag dat John half op de grond en half met zijn rug tegen de muur zat, in gebogen houding. Zijn hoofd hing voorover, met de kin op zijn borst.’ Pieter ziet onmiddellijk dat de ex-bokser aan de rechterkant van zijn hoofd een wond heeft ‘ter grootte van een stuiver’. ‘Ik zag dat er een stroom bloed uit de wond liep en dat zijn kleding ook onder het bloed zat. John bewoog niet meer, hij gaf geen enkel teken van leven.’

De barkeeper loopt naar de bar, naar de telefoon. Een vrouw is al aan het bellen voor een ambulance. Ontdaan zegt Pieter: ‘Dat heeft geen nut, ik bel de politie.’

Hoofdstuk 14

Tevreden killers

Dragan V. meldt vanuit Rotterdam dat hij iemand heeft klaarstaan om Mehmet naar Duitsland te rijden, een Joegoslaaf uit hun kennissenkring. Of Darko ook voor hem geld wil meenemen. Die stemt toe, maar hij wil de Tsjetsjeense killer niet ontmoeten. Dragan en hij moeten elkaar treffen in een ander huis, in de wijk Beverwaard.
Zo gezegd, zo gedaan. Darko overhandigt de andere Joego’s 10.000 gulden voor Mehmet en 400 gulden voor de vriend die de hitman naar het station van Keulen zal brengen, waar hij de trein kan pakken.

Mehmet krijgt het geld en rijdt voldaan weg. ‘In Nederland heb ik mijn geluk gevonden,’ zal hij later verklaren tegen een Russische vriend. Terwijl de getuigen in café Kruimeltje nog totaal in shock zijn en zich wanhopig proberen te herinneren hoe de schutter er precies uitzag, verdwijnt hij spoorloos in de nacht. Dragan en Buco verstoppen het wapen weer onder de vloer en zullen het later uit elkaar halen en in stukken in het water gooien. De Joego’s gaan tevreden slapen. A job well done.

Hoofdstuk 15

Door het oog van de Joegoslavische naald

De avond van 3 juni rijden Dragan V., Buco en Gyorgi in hun blauwe Mazda naar winkelcentrum Babylon. Het is na sluitingstijd en het is stil in het complex. Dragan en hitman Gyorgi lopen naar binnen, waarop Dragan aanwijst om welke winkel het gaat. Hij zegt ook dat de liquidatie daar moet plaatsvinden. De twee mannen kijken tevens wat de beste vluchtweg is na de aanslag. Ze gaan ervan uit dat in de consternatie na de moord zo’n chaos ontstaat dat Gyorgi de kortste weg naar buiten kan nemen.
De Russische veteraan merkt op dat het heel goed mogelijk is dat de Nederlandse echtgenote ook in de winkel aanwezig is als hij de opdracht uitvoert, zodat zij dus ooggetuige is. Daarop merkt Dragan luchtigjes op dat de vrouw dan ook moet worden geliquideerd. Gyorgi geeft aan dat hij het liefst een vuurwapen met geluidsdemper gebruikt.
De drie rijden terug naar Rotterdam. Die dag komt ook Remzi J. nog langs op de Beverstraat. Deze Joego, met een geduchte reputatie in de onderwereld, maakt nogal indruk op Gyorgi. Hij heeft meerdere littekens van schietwonden en vertelt daarover. Dragan V. laat zich ook niet onbetuigd als veroordeeld cop killer en aanslagpleger, en de bloederige verhalen vliegen over tafel. Het is – Joegoslavisch – gezellig in het huis op Rotterdam-Zuid.

De volgende dag zetten de Joego’s hun beoogde killer om 11 uur weer af bij Babylon, om een nadere verkenning uit te voeren terwijl de winkels open zijn. Gyorgi krijgt 100 gulden mee en zal die avond om 18 uur weer worden opgehaald. Hij koopt een krantje, bestelt een kopje koffie in een café vlak bij de boetiek en gaat rustig zitten.

Hoofdstuk 16

Achtergrond van een beoogd liquidatieslachtoffer

Het moet een traumatische ervaring zijn geweest voor een 12-jarige. Je praat met je vader over de telefoon. Jij zit bij je moeder in Amsterdam, hij zit rustig in zijn auto voor zijn flat in Podgorica, de hoofdstad van Montenegro. Dan hoor je je vader opeens zeggen: ‘Oh shit!’ Er klinken knallen en je vader is dood.
Het overkwam het zoontje van de Montenegrijnse ‘Serge’ Miranovic op 12 januari 2006. Justitie denkt dat hij moest worden geliquideerd van Bato, Paja en niemand minder dan Willem Holleeder. Maar ook hier is het bewijs bepaald niet overweldigend. Wat vage telefoontaps, waaronder de tal van een telefoongesprek van Bato met een kennis: ‘Een hond heeft gepraat, zodat zij hem eerder laten gaan en zo.’ Verderop in het gesprek noemt Bato de naam. ‘Hij heet Srdjan Miranovic! (…) Hij heeft gepraat, hij is mijn vijand… Hij is een hond!’
Een aantal andere telefoontjes speelt ook een rol, van de Serviër Luka Bojović (35) – volgens justitie ook een kriminalac uit het kamp van Holleeder en Paja. Bojović zou de Servische huurmoordenaars hebben geregeld en belt volgens justitie in de dagen voor en na de moord op Miranovic onder meer met Paja en Holleeder. De dag dat Miranovic aankomt in Montenegro klinkt over de telefoon dat ‘zwarte kool is verschenen in die hoofdstad daar beneden’. Na de moord zou Bojović het hebben over ‘kopen van rode shampoo’. De recherche ziet dit als een melding dat de aanslag op Miranovic is gelukt.

Aanvullende informatie is dat Bojović na de moord op Miranovic in Nederland met Holleeder en Paja is gezien. Op de Rozengracht in Amsterdam wordt hij zelfs samen met hen gepakt voor – let wel – wildplassen. De mannen zouden ook met zijn allen een seksclub hebben bezocht.

Hoofdstuk 17

Het doek valt voor Jantje O.

Dan, precies om kwart over een, breekt opeens de hel los. Uit de langzaam langsrijdende rij auto’s springen opeens een stuk of vijftien, twintig politiemannen met kogelvrije vesten aan en blauwe baretten op. Een keihard ‘Politie! Politie!’ galmt uit meerdere monden over de Delftsestraat. Leden van het arrestatieteam (AT) springen rechtstreeks op Jan Oosterbaan af en schreeuwen, met gerichte wapens: ‘Handen boven je hoofd! Op de grond liggen!’ Oosterbaan reageert gelaten: ‘Je weet dat het politie is, dus je gehoorzaamt. Ik ga niet gek lopen doen.’
Binnen enkele seconden is hij geboeid en heeft hij een zak over zijn hoofd – een standaardprocedure om de arrestant te desoriënteren en herkenning te voorkomen. Weer een paar seconden later zit hij in een auto die vol gas wegrijdt. Het AT doet geen half werk; ook in de buurkroeg ligt iedereen op de grond, onder dreiging van wapens. De orders zijn blijkbaar duidelijk: neem geen enkel risico, want Goodfellas is geen clubhuis van de padvinderij…
Edgar en Eddo, een andere vriend van Jantje, scheuren met 180 kilometer per uur door de stad naar Linda om haar het nieuws te vertellen. Die blijft laconiek. ‘Ik dacht, hij zal na een paar dagen wel weer buiten staan.’

Jan maak zich vooralsnog niet echt zorgen. Achter in de auto, te midden van zwijgende AT’ers, spoken wel allerlei gedachten door zijn hoofd. Een daarvan dringt zich nadrukkelijk naar de voorgrond: ‘Attenooije, wat heb ik nou weer aan mijn fiets hangen?’ Want hij heeft geen idee waaraan hij dit ritje te danken heeft, laat staan waarvan hij wordt verdacht.
Dat verandert als de hulpofficier van justitie hem diezelfde nacht in politiebureau Haagseveer om 1.35 uur koeltjes meedeelt dat hij geacht wordt de opdrachtgever en organisator te zijn van de liquidatie van John Smit. En daarnaast betrokken zou zijn bij verzekeringsfraude, brandstichting, oplichting en voorbereidingshandelingen voor een andere liquidatie. En nog wat meer feiten.
Jans mond valt open. ‘Wat een geouweteringhoer, echt bullshit, dacht ik. Hoe komen ze erbij? Nou ja, dan sta ik ook zo weer buiten. Appeltje eitje.’

Hoofdstuk 18

Het verhaal van Linda en Jan

Jan is druk bezig in de zaak als hij merkt dat hij meerdere keren achter elkaar wordt gebeld op zijn mobiele telefoon, door Darko. Hij neemt niet op. ‘Het was volle bak. Ik had geen idee wat er aan de hand was, maar het kon nooit heel belangrijk zijn. Ik sprak Darko wel af en toe, en we reden op de trikes samen, maar dat was het wel. Ik dacht: ik zie het morgen wel.’

De volgende dag hoort hij via via dat John Smit is geliquideerd. Dan gaat bij hem een lampje branden. Zouden die Joego’s en Hazenlip…? Maar er zijn veel meer kandidaten voor het liquideren van de ex-bokser. En ook die namen gonzen rond in de horeca. De gokbaas die hij heeft beroofd, Joego’s met wie Smit ruzie had over geld dat met afpersen zou zijn verdiend, de mensen die eerder al een bom onder zijn auto hadden geplaatst, de gasten die een salvo op zijn woonboot hadden afgevuurd… en mogelijk nog anderen die op voet van oorlog met de kickbokser stonden.

En Linda’s verhaal:

Na een halfuur hoort Linda dat een goede vriend – niet de eerste de beste, een beul van een kerel met een forse reputatie in de onderwereld – naar haar onderweg is om bescherming te bieden. Hij heeft onmiddellijk gehoor gegeven aan Jans verzoek.
Linda doet haar verhaal en de vriend gaat weg om een paar zaakjes te regelen. Hij rijdt naar Dordrecht, koopt daar een heel snelle Volkswagen GTI en trommelt vier ‘stevige’ jongens op. Linda schakelt zelf ook vier vrienden in, portiers uit het Rotterdamse nachtleven. Ze zullen meegaan als ze de afspraak met de Joego’s kan maken en haar bescherming bieden.
Dan belt Linda met de ‘opdrachtgever’ en gebiedt hem af te spreken met Darko M. Om 20 uur in café Big Bamboo in Rotterdam-Noord. Onder zware druk van Linda – ‘Anders komen we je halen’ – maakt hij de afspraak.

Hoofdstuk 19

Juridisch geouweteringhoer

Enkele dagen voordat hij zal worden overgeplaatst naar de halfopen inrichting (HOI) Maashegge te Overloon, wordt Jan ontboden bij de directeur van PI Krimpen a/d IJssel. ‘Je staat op een dodenlijst en het CIE schat de kans dat je wordt geliquideerd hoog in,’ deelt deze hem zonder blikken of blozen mee. ‘Dat betekent dat we je binnen willen houden, voor je eigen bescherming.’ De informatie over de liquidatie zou zeer betrouwbaar zijn, oordeelt justitie. Niet alleen ‘zacht’ – geruchten zoals er zoveel binnenkomen bij de Criminele Inlichtingen Eenheid – maar ook concrete aanwijzingen.
Justitie geeft aan in welke richting wordt gekeken. Die van enkele Joegoslaven, zeggen zij. Die betrokken waren bij de liquidatie van John Smit. Maar dat is iets waarvoor Jan zijn straf al heeft uitgezeten en waarover hij heeft gezwegen. Onzin dus, vindt hij. Allerlei gedachten schieten door zijn hoofd.
Of is een andere betrokkene misschien bang dat hij na al die jaren tegen represailles aan zal lopen? Iemand die tot nog toe op de achtergrond is gebleven en de strafrechtelijke dans ontsprongen is? Het is immers een publiek geheim dat Jan gezwegen heeft en mensen in bescherming heeft genomen, maar dat zijn gezin op geen enkele manier steun heeft ontvangen. Een ongeschreven wet in de onderwereld is met voeten getreden – en de man die dat heeft gedaan, weet natuurlijk dat zoiets in veel gevallen niet ongestraft kan blijven. Al heeft Jan daar op geen enkele manier plannen voor.